GUP

De gup stelt weliswaar heel weinig eisen blijft ook bij wat lagere temperaturen in leven, zelfs met eentonig voer en in slecht gezelschap, maar is toch alleen bij zorgvuldige behandeling levendig, kleurig en fors. Uiteindelijk hoort hij thuis in Venezuela, op Trinidad en de kleine Antillen. De gup werd in 1859 ontdekt door een zekere meneer Guppy. Later werd het vruchtbare miljoenenvisje in vele warme landen uitgezet voor de malariabestrijding, zodat men het oorspronkelijke verspreidingsgebied niet precies meer kent. De gup heeft de neiging sterk te variëren in kleur en vorm van de vinnen. Uitgesproken guppenliefhebbers, kweken de fraaiste sluierstaartguppen, die op tentoonstellingen volgens internationale standaardmethoden worden beoordeeld. De betrekkelijk onopvallende vrouwtjes worden ongeveer tweemaal zo groot als de slechts 3 cm lange mannetjes.

Temperatuur: 22-24 ºC.