BLAUWE GOERAMI

De blauwe goerami houdt van ondiepe, dichtbegroeide gebieden. In open water vertoont hij zich vrijwel nooit. Hij is wat schuw. Ondanks zijn grootte (in het aquarium  tot 12 cm) kan men hem zonder bezwaar met de kleine visjes samen houden. Hij laat ze met rust, maar wordt zelf ook niet graag gestoort door opgewonden zwemmers. De in verhouding wat kleinere vrouwtjes zijn minder fel van kleur en de rugvin is meer afgerond dan die van de mannetjes. Als de bak groot is en zo ingericht, dat elke vissoort zijn territoria kan afbaken en de andere soorten niet op de zenuwen gaat werken, kan men het wagen nog andere soorten in de bak te plaatsen, b.v. Zuid-Amerikaanse zalmpjes. Bij de keuze van de planten moet men er rekening mee houden dat ze tegen hoge temperaturen kunnen. Een dek van drijvende planten als lichtfilter is van belang. De bodem kan men bedekken met fijnkorrelig grind en een mooie wortel brengt afwisseling in het bodemlandschap. Sumatraantjes knabbelen wel eens aan de lange, draadachtige voelsprieten. 

 

Een familielid van de blauwe goerami, de leeri, ook wel diamantgoerami genoemd.

Temperatuur: 25-27 ºC.